Het is altijd mei in de poëzie!
Wat hebben Herman Gorter en jonge dichters van nu met elkaar te maken? Op het eerste oog misschien niets. Voor mij kwamen ze dit weekend samen. Deze zondagmorgen puzzelde ik nog wat aan het gedicht over Herman Gorter voor de Literaire Salon in het Zaantheater, en gebruik daarin zijn zin ‘bloesem dat uit zijn hulsel barst’. Ongeveer die zin hoorde ik gisteravond bij de Poetry Circle in Amsterdam, waar jongeren tussen 15-25 jaar Spoken Word bedrijven.
Ongeveer die zin omschrijft mijn beleving van de avond in Amsterdam. Jongeren die wat te zeggen hebben, onzeker zijn en dat samen overwinnen, gebruik maken van hun eigen stem, hun eigen inzicht. Jongeren die gaan bloeien. ‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’ om maar met Gorter te spreken.Ik ben enthousiast. Over Herman Gorter én over de dichters bij Poetry Circle. En puzzelde nog wat aan het gedicht, dit is het geworden:
Herman Gorter, en dan
Een februarizon spartelt over het knerspende ijs van de Zaan,
zoent een vader, een moeder. Met zachte krakende kussen
fuseren twee cellen tot één schittering in het echtelijk bed
Een komeet, een licht aan de donkere hemel
bedreven in het verbeelden
van wat mooi, wat schoon,
wat zinnenstrelend is
Het zaad van de vader legt geen woorden in de mond
Moeders zachte ogen kijken, haar handen leiden – zonder sturen
De boreling wordt geen spreker van genen
Zijn gedachten: een oerknal in november 1864
Zijn schepper doopte hem met vloeibaar inkt
Het ijs onder zijn sterke beentjes smelt door het warme gefluister
van zijn moeder. Hij herhaalt haar Griekse alfabet
Herhaalt klanken. Ontdekt melodie in het spreken
Poëzie in woorden. Woorden in alles
Het groene gras. De blauwe koepel
Na een vertraagde ontsluiting
wordt de dichter geboren
Zijn volle lippen raken lichtvoetige nymphen
fluiten verzen vol verlangen, vol vuur
De liefde – licht als zuurstof – katalysator
voor sensitieve literatuur
Zijn polygame hart verwijdt, bestrijdt,
komt in beweging tegen oneerlijkheid
Hij vangt de bal van verontwaardiging
in bevrijdende woorden
vol van zijn natuur:
een explosief dat sporen uitgooit en
als een bloesem uit zijn hulsel barst
Zijn kinderloze zwijgen als dravende paarden
die zweven boven de weide
vol madelieven en boterbloemen
Zijn draden zijn geweven in ons nest van woorden
In onze poëzie fluiten vogels zijn melodie
Zijn meisjes spelen een reidans in
ons fonkelende landschap
waar frisgroene flapbladeren
zich ontrollen en cirkelen
naar de zon
Het is Mei. Voor altijd mei
©ellis van atten – stadsdichter 075